De recht- en regelmatig cognossementhouder: terecht de enige vorderingsgerechtigde?

 


 Hieronder volgt de inleiding, het eerste hoofdstuk en de conclusie van de afstudeerscriptie van de heer mr. T.R. Visser.


 

T.R. Visser @ LinkedIn


Voor vragen en het opvragen van de volledige scriptie, zie ook ‘contact’ in het menu.



INLEIDING

De Nederlanders hebben door de eeuwen heen een reputatie opgebouwd op het gebied van handel en vervoer. Vervoeren van goederen brengt wel risico´s met zich mee. In vroegere tijden reisden de ladingeigenaren daarom ook mee, in de V.O.C.-tijd zelfs met gewapende soldaten1.
De noodzaak voor de ladingeigenaar om zelf mee te reizen verdween echter toen er op een gegeven moment professionele vervoerders kwamen, als gevolg van de in de negentiende eeuw toenemende wereldhandel. Vanaf die periode kreeg het cognossement zijn volle betekenis.2 In die tijd kwam ook het hedendaagse vervoerrecht en waardepapierenrecht tot ontwikkeling.


Een belangrijk kenmerk van het vervoerrecht is de mogelijkheid tot beperking van de aansprakelijkheid van de vervoerder. Als er schade aan of vermissing van goederen is, kan bovendien niet zomaar iedereen een schadeclaim indienen tegen de vervoerder. Wie schadevergoeding mag vorderen is een zaak van nationaal recht. In Nederland gaat de wetgever in art. 8:441 BW ervan uit dat dit vorderingsrecht is voorbehouden aan de recht- en regelmatig houder van het cognossement. In deze bepaling klinkt de kracht van het waardepapierenrecht door.


Echter, er zijn situaties denkbaar waarin er helemaal geen recht- en regelmatig houder van een cognossement is, bijvoorbeeld als gevolg van een endossementsgat.3 Daarnaast komt het ook vrij frequent voor dat de cognossementhouder niet degene is die de schade heeft geleden. Dit is bijvoorbeeld het geval als uit de koopovereenkomst zelf voortvloeit dat het vorderingsrecht in geval van wanprestatie niet toekomt aan de koper, rechthebbende onder het cognossement, maar aan de verkoper, afzender onder het cognossement. Dat is zo bij bepaalde FOB- en CIF-contracten, waarbij wordt overeengekomen dat de koper betaalt voor het afgeleverde gewicht, wat gebruikelijk is bij verscheping van massagoederen4, zoals bijvoorbeeld tarwe. Wie is er in deze gevallen gerechtigd om schade en/of aflevering te vorderen van de vervoerder?


Met deze scriptie wil ik mij richten op de recht- en regelmatig cognossementhouder naar Nederlands recht. Centraal staat of het terecht is dat hij als enige het claimrecht heeft, of dat dit toch beter anders moet.


De probleemstelling laat zich dan ook omschrijven als volgt:


“Is het terecht dat het exclusieve claimrecht toekomt aan de recht- en regelmatig cognossementhouder, of kan het beter op een andere manier?”


Om tot een antwoord te komen op deze probleemstelling, zal ik eerst kort en bondig de noodzakelijke relevante elementen uit het vervoerrecht benoemen. In hoofdstuk twee zal ik een uiteenzetting geven van de stand van het Nederlandse recht en de belangrijkste kritieken daarop. De hoofdstukken daarna zijn van rechtsvergelijkende aard. Behandeld zal worden wie mag vorderen volgens Duits, Frans, Engels en Amerikaans recht. Het geheel zal worden afgerond met een conclusie/samenvatting.

_________________________


1 Knaap 2002, <www.voc-kenniscentrum.nl/themas.html>, onder “Op de schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC)”.

2 Zwitser 2006a, p. 21.

3 Zwitser 2011, p. 44.

4 De Wit 2007, p. 15.



1   Belangrijke factoren vervoerrecht


Voor beantwoording van de probleemstelling is het nuttig om aan te geven welke factoren relevant zijn. Dit hoofdstuk beoogt een overzicht te geven.


1.1   Internationale verdragen

Internationaal zeerecht is verdragenrecht. Staten kunnen toetreden tot een verdrag, zodat zij verdragspartij worden. Een verdrag kan rechtstreeks van toepassing zijn, of de tekst kan via een nationale wet worden geïmplementeerd. Voor het huidige zeerecht zijn de Hague Visby Rules (HVR) van belang. Maar eerst zijn in 1924 de Hague Rules tot stand gekomen. Het doel van deze Rules was om uniforme regels te creëren voor vervoer van goederen over zee per schip met gebruik van “bills of lading”5 (cognossementen) en om de ladingeigenaar een minimum aan bescherming te bieden.6 In 1968 zijn de Hague Rules aangepast, resulterend in de vorming van de hedendaagse Hague Visby Rules.7 De bepalingen uit de HVR hebben hun wortels in Engels recht.8 De landen die in deze scriptie de revue passeren zijn partij bij de Hague Visby Rules, of hebben deze geïmplementeerd in hun systeem.
Sinds 1992 is er ook nog een ander verdrag betreffende goederenvervoer over zee in werking: de Hamburg Rules. De belangrijkste vervoerlanden zijn echter geen partij bij dit verdrag.9 De Rotterdam Rules10 beogen om de Hague (Visby) Rules en Hamburg Rules te vervangen, maar het verdrag treedt pas in werking na minimaal twintig ratificaties. Tot op heden hebben alleen Spanje en Togo geratificeerd.11

_________________________


5 Veel vervoerrechtelijke termen hebben hun oorsprong in het Engelse recht. Omdat een letterlijke vertaling afbreuk doet aan de betekenis van het woord in het Engelse recht vergeleken bij het Nederlandse recht hanteer ik bij voorkeur de Engelse term. Hetzelfde geldt overigens voor termen uit het Duitse en Franse recht.

6 Wilson 2010, p. 116.

7 Wilson 2010, p. 116.

8Zo is het aantal bepalingen laag, in tegenstelling tot wetteksten uit “civil law” landen. Ook qua inhoud zijn de Engelse wortels herkenbaar. Het verdrag is gericht op beperking van de aansprakelijkheid van de vervoerder. Engeland had daar baat bij vanwege bescherming van de grote vloot en de van oudsher sterke internationale handelspositie van het land.

9 Haak & Zwitser 2010, p. 119. De Hamburg Rules zijn tot stand gekomen als reactie van ‘derde wereld landen’ (die niet over een vloot beschikken) op de relatief gunstige positie van de zeevervoerder onder de Hague Visby Rules ten opzichte van de ladingbelanghebbenden. Nederland is geen verdragspartij bij de Hamburg Rules.

10 United Nations Convention on Contracts for the International Carriage of Goods Wholly or Partly by Sea.

11 Op de website van de UNCITRAL kan de status van ondertekening en ratificatie worden achterhaald, zie <www.uncitral.org/uncitral/en/uncitral_texts/transport_goods/rotterdam_status.html>.



1.2    Nationale wetgevingen

In de verdragen staat niet aangegeven wie gerechtigd is om schadevergoeding te vorderen van de vervoerder, dat is overgelaten aan nationale wetgeving. Bij inkomend zeevervoer wordt dit geregeld door het recht van het land waar de loshaven is. 12 Dat kan betekenen dat invulling van het recht per land verschilt. Zo staat Nederland bekend als land dat “pro vervoerder” is, terwijl Duitsland eerder bekend staat als “pro ladingeigenaar”.13 Tussen “civil law” en “common law” systemen op zich bestaan ook verschillen, zoals later in deze scriptie zal blijken. Gezien het geheel van internationale verdragen en nationale wetgevingen is er mijns inziens sprake van een lappendeken in het internationale vervoerrecht.


1.3    Het cognossement; functies

Het cognossement heeft drie kernfuncties. Allereerst is het een ontvangstbewijs, het bewijst dat de vervoerder de goederen heeft ontvangen. Daarnaast is het een bewijs van de vervoerovereenkomst, dit is de contractuele functie van het cognossement. Verder is het een document met een leverings- en legitimatiefunctie. De leveringsfunctie is de goederenrechtelijke functie, omdat het mogelijk is dat met het papier het bezit van de goederen geleverd wordt, of anders gezegd de eigendom van de goederen kan worden overgedragen. De legitimatiefunctie houdt in dat de houder van het papier de rechthebbende is van de door de vervoerder toegezegde prestatie: aflevering van de goederen.14


1.3.1    De legitimatiefunctie nader beschouwd: wie mag wat vorderen?

De houder van het cognossement wordt gezien als degene die aflevering van de goederen mag vorderen.15 Maar internationaal gezien zou ook wel eens iemand anders dan de cognossementhouder aflevering of schadevergoeding kunnen vorderen. Relevante vragen zijn dan de volgende. Wordt de vervoerder aangesproken uit wanprestatie of onrechtmatige daad? Wordt de vervoerovereenkomst gedekt door een cognossement of “waybill”? Welk recht is van toepassing op de vervoerovereenkomst? Wie mag de goederen in ontvangst nemen? Wie is de eigenaar van de goederen? Wie draagt het risico? 16 Uit de hoofdstukken twee en drie zal blijken dat het per land verschilt. Op deze plaats is het ook nog interessant om te wijzen op het begrip “merchant”. Hiermee wordt een hele reeks van partijen, die enig belang bij (het vervoer van) goederen hebben, aangemerkt. Zo worden niet alleen de afzender, de geadresseerde, de cognossementhouder en de ladingeigenaar, maar veelal ook hulppersonen en soms zelfs partijen met enkel een toekomstig belang in de goederen als ‘merchant’ aangemerkt.17 Mijns inziens is de term “merchant” ruimer dan “ladingbelanghebbende”.18

_________________________


12 Voor Nederland staat dat in art. 10:162 BW. Wie drager is van de uit het cognossement voortvloeiende rechten en verplichtingen jegens de vervoerder, wordt, ongeacht een rechtskeuze in de overeenkomst, beantwoord naar het recht van de staat waarin de loshaven gelegen is.

13 Dit blijkt niet alleen in het zeerecht, maar ook bij het vervoer van goederen over de weg, waarop het CMR-verdrag van toepassing is. Zie voor een illustratie van dit verschil HvJ EG 4 mei 2010, zaak C-533/08 (TNT Express Nederland B.V./AXA Versicherung A.G.).

14 Zwitser 2012, p. 179.

15 Dit volgt uit de systematiek van de Hague Visby Rules. Ook de Rotterdam Rules gaan uit van dit principe.

16 Tetley 2008, p. 445.



1.3.2    Recht- en regelmatig houderschap van het cognossement

Een cognossementhouder houdt het papier rechtmatig als hij het papier overgedragen heeft gekregen onder geldige titel door een beschikkingsbevoegde middels een levering die in orde is19. Een regelmatig houder is iemand die (bij een ordercognossement) verkregen heeft op basis van een aaneensluitende rij van endossementen.20 In de praktijk speelt de vraag of de regelmatige houder van het cognossement ook de rechtmatige is geen rol van grote betekenis.21 Daar waar het aankomt op de vraag wie gerechtigd is tot het indienen van een schadeclaim is het element “regelmatigheid” van veel groter belang. De meerderheid van de Nederlandse rechtspraak op dit gebied gaat namelijk over dit element en bovendien is dit het element waarop schadeclaims vaak worden afgewezen.22 Met name voor het Nederlandse recht is het endossement belangrijk23, zoals zal blijken uit het volgende hoofdstuk.

_________________________


17 Geense 2011, p. 190.

18 De term is niet afkomstig uit Nederland, en illustreert daarom dat buiten Nederland kennelijk meerdere partijen behalve de ladingeigenaren en cognossementhouders een belang kunnen hebben bij de lading. Ook zij kunnen schade oplopen, en zijn derhalve ook minstens materieel gelegitimeerd schadevergoeding te vorderen. In Frankrijk, Engeland en Amerika noemt met dat de eiser een (reëel) belang moet hebben om schade te claimen.

19 Zie art. 3:84 lid 1 BW.

20 Akveld e.a. 2001, p. 374.

21 Hendrikse, Margetson & Margetson 2008, p. 204.

22 Hendrikse, Margetson & Margetson 2008, p. 208.

23 In landen met een “civil law” systeem (zoals Nederland en Frankrijk) is endossement vaak belangrijk (uitzondering Duitsland). Het Engelse common law systeem lost endossementsproblemen praktisch op. In het Amerikaanse recht is het endossement van minder groot belang omdat eigendomsoverdracht ook bij enkele wilsovereenstemming plaats kan vinden.


[...]...[...]

7    Samenvatting/conclusie


De probleemstelling die ik heb behandeld in deze scriptie was of het terecht is dat het exclusieve claimrecht toekomt aan de recht- en regelmatig cognossementhouder, of dat het beter kan op een andere manier. Wie schadevergoeding mag vorderen volgt niet uit de internationale verdragen, maar is een zaak van nationaal recht. Uit een vergelijking van verschillende rechtstelsel is het volgende gebleken.
In Nederland is de wetgever ervan uitgegaan in art. 8:441 BW dat het vorderingsrecht is voorbehouden aan de recht- en regelmatig houder van het cognossement. Dat staat echter niet letterlijk in de tekst, maar volgt wel uit de Memorie van Toelichting. In voornoemd artikel wordt alleen uiteengezet dat uitsluitend de recht- en regelmatig cognossementhouder recht heeft op aflevering van de goederen. Het Brouwersgracht-arrest heeft de bedoeling van de wetgever bevestigd en het vorderingsrecht bestempeld als een afgeleide daarvan: uitsluitend de recht- en regelmatig cognossementhouder mag schadevergoeding vorderen. Het doet er niet toe of de cognossementhouder zelf degene is die de schade heeft geleden.

Op het Brouwersgracht-arrest is stevige kritiek gekomen. Gesteld is dat problemen met betrekking tot legitimatie afbreuk doen aan het karakter van het cognossement als waardepapier182, onder andere omdat er ook nog andere personen danwel belanghebbenden moeten zijn die aflevering en schadevergoeding van de vervoerder moeten kunnen vorderen. Er zijn immers situaties denkbaar waarin er helemaal geen recht- en regelmatig houder van een cognossement is, bijvoorbeeld als gevolg van een endossementsgat (door beschikkingsonbevoegdheid). De Nederlandse rechter heeft daar tot op heden geen passende oplossing voor aangedragen.

Het antwoord op de eerste vraag uit de probleemstelling kan derhalve niet bevestigend luiden, omdat het niet terecht is - althans niet strookt met de ‘natte’ praktijk - dat het exclusieve claimrecht toekomt aan de recht- en regelmatig cognossementhouder. Een partij die niet formeel gelegitimeerd is (geen recht- en regelmatig cognossementhouder dus), maar wel een (materieel) belang heeft, zoals bijvoorbeeld een ladingeigenaar, zou ook ‘gewoon’ schadevergoeding moeten kunnen vorderen voor schade aan of verlies van zijn goederen, veroorzaakt in de periode dat de vervoerder de goederen onder zich had.
Nu is het vaak zo dat het niet de cognossementhouder zelf is die de schade heeft geleden. Dat is het geval als uit de koopovereenkomst voortvloeit dat het vorderingsrecht in geval van wanprestatie niet toekomt aan de koper, rechthebbende onder het cognossement, maar aan de verkoper, die afzender onder het cognossement is. Naar Nederlands recht mag deze afzender dan niet schadevergoeding vorderen, maar naar Duits, Frans, Engels en Amerikaans recht wel. Uit dit rechtsvergelijkende onderzoek blijkt dat het antwoord van de tweede vraag uit de probleemstelling derhalve bevestigend moet luiden. Het kan beter op een andere manier.


Alle onderzochte rechtstelsels hebben zonder uitzondering meerdere partijen naast de cognossementhouder de mogelijkheid gegeven om schadevergoeding te vorderen bij de vervoerder onder de vervoerovereenkomst. In Duitsland is bijvoorbeeld het endossementsgat opgelost doordat via de “Geheisserwerb”183 de formele strengheid is geëlimineerd. Dit ondanks dat in het Duitse zeerecht net als in Nederland strikt de hand wordt gehouden aan het vorderingsrecht van de gelegitimeerde cognossementhouder. In Duitsland bestaan dus wel meer mogelijkheden om schadevergoeding te vorderen dan in Nederland. De afzender/verkoper heeft in het Duitse recht verhaalsmogelijkheden, zo kan de schadelijdende verkoper, die “ausgeliefertes Gewicht” verkocht heeft, zelf de schade claimen bij de vervoerder. Echter, de “Drittschadensliquidation”184 geldt mijns inziens als iets typisch Duits, en zou daarom voor Nederland niet zo snel een rol van betekenis kunnen spelen.

Ten opzichte van het Nederlandse systeem mag in Frankrijk heel veel. In Frankrijk is het endossementsgat niet opgelost, maar daar kan inmiddels wel bijna iedere schadelijdende partij de vervoerder aanspreken voor schadevergoeding. Met name het toelaten van claims van de “werkelijke” afzender/verkoper en “werkelijke” ontvanger/koper kan voor het Nederlandse systeem een oplossing zijn. Het Franse Hof van Cassatie oordeelde185 dat deze partijen een belang hadden bij het claimen van schade, en dit ondanks dat zij niet de cognossementhouder waren; wel materiële, maar geen formele legitimatie dus. Het Franse systeem kent voor de verzekeraar ook ruimere verhaalsmogelijkheden dan het Nederlandse systeem.

Ook voor het Engelse systeem kan worden geconcludeerd dat er ruimere mogelijkheden186 tot het verhalen van schadevergoeding zijn dan in Nederland. In Engeland speelt het endossementsgat een veel minder prominente rol, omdat in de “equity” de regel ontwikkeld is dat in beginsel ieder recht vormloos moet kunnen worden overdragen. Overgang van eigendom van de goederen plaats kan hebben via enkele wilsovereenstemming. In Engeland wordt traditiegetrouw altijd rekening gehouden met de omstandigheden van het geval. Het is aan de “barristers” om de rechter te overtuigen van hun standpunt. Dat resulteert in billijke oplossingen, die het systeem eerlijker maken, meer in balans. Uiteraard is het Nederlandse systeem anders, toch zou ook het Nederlandse recht gebruik kunnen maken van de vindingrijkheid van de Engelsen. Zo zou bijvoorbeeld via de weg van de ‘redelijkheid en billijkheid’ (artt. 6:2 en 248 BW) de afzender kunnen worden toegelaten als claimgerechtigde.

Geconcludeerd kan worden dat ook naar Amerikaans recht de mogelijkheden om schadevergoeding te vorderen talrijker187 zijn dan naar Nederlands recht het geval is. Net als in Engeland speelt het endossementsgat om daargenoemde redenen een minder prominente rol. Behalve dat de “Pomerene Act 1916/1994” aangeeft aan wie het recht tot vordering van schadevergoeding toekomt, heeft ook de rechtspraak duidelijk gemaakt aan wie dat recht toekomt. Centraal daarbij staat “title to the goods”. Als die goederenrechtelijke band aanwezig is bij een schadelijdende partij, dan kan deze partij (of een vertegenwoordiger daarvan) al snel worden toegelaten in een procedure om schadevergoeding te vorderen van de “carrier” onder de vervoerovereenkomst.


De oplossingen zoals gevonden in de verschillende onderzochte rechtssystemen zijn grotendeels toe te schrijven aan de ontstaansgeschiedenis en wijze van functioneren van die rechtssystemen zelf. Vanuit dat oogpunt gezien is wellicht ook de kritiek van enkele Nederlandse rechtsgeleerden te verklaren. Uit de punten van kritiek188 op het Brouwersgracht-arrest blijkt namelijk dat niet zozeer het formalisme van het waardepapierenrecht wordt afgekeurd, maar dat men als aanvulling graag zou willen zien dat de rechter op grond van de omstandigheden van het geval - lees: redelijkheid en billijkheid - ook anderen dan uitsluitend de recht- en regelmatig cognossementhouder toestaat om schadevergoeding te vorderen bij de vervoerder. En van dat laatste is nu geen sprake. Zou dat wel zo zijn, dan zou dat volgens mij aansluiten bij bijvoorbeeld de wijze waarop dat in het Franse recht opgelost is. Ook in Frankrijk kent het waardepapierenrecht namelijk nog de “scherpe randjes” (formalismen), in zekere zin vergelijkbaar met Nederland. Echter, in Frankrijk is het hoogste gerechtshof “omgegaan”189, door ook de afzender toe te laten in het proces om schadevergoeding te vorderen bij de vervoerder onder de vervoerovereenkomst. Het betrof precies het door mij reeds in de inleiding aangehaalde geval waarin uit de koopovereenkomst zelf voortvloeide dat het vorderingsrecht in geval van wanprestatie niet toekwam aan de koper, rechthebbende onder het cognossement, maar aan de verkoper, afzender onder het cognossement.


Het Nederlandse recht heeft zijn wortels in het Franse recht, de stelsels vertonen grote gelijkenis, en tot 1989 stond het Franse recht op een sterk gelijkende positie als het Nederlandse recht nu. Daarom zie ik hierin de meest logische oplossing. De relevante Nederlandse wetgeving kan dan bovendien geheel gehandhaafd worden. En dat is wel zo praktisch.


_________________________


182 Met name Boonk, zie paragraaf 2.4.1, p. 11, en Zwitser, zie paragraaf 2.4.2., p. 13.

183 Zie paragraaf 3.4, p. 17.

184 Zie paragraaf 3.2, pag. 15

185 Zie paragraaf 4.3, pag. 20-22.

186 Zie paragraaf 5.2, pag. 24-27.

187 Zie paragraaf 6.3, pag. 31-33.

188 Met name Boonk, zie paragraaf 2.4.1, p. 11, en Zwitser, zie paragraaf 2.4.2., p. 13.

189 Zie paragraaf 4.2, p. 19, inzake de zaak “Mercandia Transporter II”.




NB: Leest u a.u.b. de disclaimer, klik hier.


© Alle rechten voorbehouden aan rechtsbronnen.nl