Meerwerk soms toch aanneming van werk
Inleiding
Het komt steeds vaker voor dat bij
aanneming van werk overeenkomsten gesloten worden waarbij de prestatie
behalve uit een stoffelijke werk ook uit een niet-stoffelijk werk
bestaat. Wat betreft het laatste geval valt dat dan eigenlijk niet onder
aanneming van werk maar onder overeenkomst van opdracht. Een combinatie
van deze twee overeenkomsten komt ook voor, de gemengde overeenkomst.
Zo dient bij het leveren van een
bouwwerk vaak controle- en besturingssoftware meegeleverd te worden (ook
al blijft conventionele besturing bestaan voor noodgevallen). Die
besturingssoftware moet getest en geprogrammeerd worden, wat wel eens
voor meerwerk kan zorgen.
Bij aanneming van werk komt het
regelmatig voor dat er sprake is van meerwerk. Uit recente
jurisprudentie blijkt dat daarbij ook de voorwaarden voor het
Haviltexcriterium gehanteerd worden om te kunnen bepalen of de inhoud
van de overeenkomst en uitleg daarvan, maatschappelijke kringen waartoe
partijen behoren en/of omstandigheden voldoening van kosten door
meerwerk rechtvaardigen. Ook bij gemengde overeenkomsten als hierboven
beschreven wordt in geval van meerwerk aangeknoopt bij het
Haviltexcriterium.
Uiteraard kunnen partijen het beste van
te voren in de (aannemings)overeenkomst vastleggen wat de inhoud en
omvang van de te leveren prestaties dienen te zijn, zodat bijvoorbeeld
over meerwerk achteraf geen (juridische) onduidelijkheid kan ontstaan.
De hoofdregel bij meerwerk is dat de
aannemer alleen een prijsverhoging kan eisen als hij tijdig heeft
gewezen op de bijkomende kosten, tenzij het zo voor de hand ligt dat de
opdrachtgever dat op basis van redelijkheid en billijkheid uit zichzelf
had moeten begrijpen. Verder heeft de wet bijvoorbeeld bepaald dat een
aannemer de richtprijs met maximaal 10% mag overschrijden. Behalve als
hij zo tijdig mogelijk voor extra kosten waarschuwt, zodat het werk
alsnog beperkt of vereenvoudigd kan worden. In dat geval mag de aannemer
de richtprijs met meer dan 10% overschrijden (art. 7:752 tot en met
7:755 BW).
In de praktijk vergeet men echter wel
eens het een en ander duidelijk af te spreken, of er is sprake van een
gemende overeenkomst en men heeft dat gewoon over het hoofd gezien.
Algemeen gesteld worden oplevertermijnen – zo deze er al zijn - bij
overeenkomsten tot het ontwikkelen van software meestal overschreden en
ontstaat er meerwerk dat niet voorzienbaar was. Vandaar dat aan een
softwareontwikkelingovereenkomst vaak een inspanningsverplichting
verbonden wordt, dit in tegenstelling tot een overeenkomst met een
resultaatsverplichting (een turn key overeenkomst). Door de overeenkomst
in de vorm van een inspanningsverplichting te gieten komt het probleem
van al dan niet vergoeding van afgesproken meerwerk nauwelijks aan de
orde.
Bij de gemengde overeenkomst zoals
hierboven beschreven moet het bouwwerk echter op een bepaalde tijd
opgeleverd worden en daarbij hoort een oplevertermijn voor de
besturingssoftware. Het bouwwerk moet immers op een bepaald moment
operatief zijn en dat kan vaak niet anders dan door het tevens operatief
zijn van de controle- en besturingssoftware.
Is er meerwerk ontstaan met betrekking
tot de mee te leveren software en dan kunnen partijen op meerdere punten
met elkaar van mening verschillen over de vraag wat de tussen hen
gesloten overeenkomst over en weer voor verplichtingen met zich brengt
en hoe de contractsbepalingen, op zichzelf en in onderling verband,
moeten worden uitgelegd (Haviltexcriterium).
Hieronder volgt kort een uitspraak waar
het Haviltexcriterium aan de orde kwam in verband met ontstaan meerwerk
in een overeenkomst aanneming van werk waarbij ook software geleverd
moest worden. Interessant aan deze uitspraak is dat de rechter besliste
dat op het leveren van een bouwwerk, een stoffelijke werk, waarbij de
bijkomende prestatie een niet-stoffelijk werk betrof, namelijk levering
van software, op grond van omstandigheden van het geval, toch de
bepalingen voor aanneming van werk van toepassing waren. Wat uiteraard
gevolgen had voor het ontstane meerwerk met betrekking tot de te leveren
software.
Jurisprudentie
In een uitspraak van de Rechtbank Den
Bosch van 23 januari 2009 heeft de rechter aan de hand van het
Haviltexcriterium beslist dat de te ontwikkelen controle- en
besturingssofware op grond van kenmerkende prestatie, het bouwwerk (een
gasinstallatie, het stoffelijke werk) verbonden was aan het leveren van
het bouwwerk, waarbij hij de bepalingen van titel 7.12 BW, namelijk
aanneming van werk, voor zoveel nodig bij de beoordeling van het geschil
betrok (zie r.o. 7.1.3. laatste zin).
Verder waren in deze zaak de termijnen
voor oplevering overschreden waardoor dwangsommen verbeurd waren. De
vorderingen tot betaling van de boete wegens vertraging en
vertragingsschade met betrekking tot de te ontwikkeling software werd
afgewezen (r.o. 7.14). De vordering met betrekking tot betaling van de
nota meerwerk werd toegewezen op grond van de omstandigheden van het
geval. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid achtte de
Rechtbank het onaanvaardbaar dat de opdrachtgever zich beriep op de
overeenkomst waarin stond dat de opdrachtgever meerwerk alleen vergoed
waarmee hij vooraf schriftelijk heeft ingestemd ( r.o. 7.20.4). De
aannemer had tijdens de uitvoering van het werk bij herhaling aan
opdrachtgever aangeboden over de uitvoering van het werk (waaronder het
meerwerk) een afspraak te maken. De opdrachtgever had daarvan echter
afgezien omdat hij vond dat er geen sprake was van meerwerk en discussie
daarover op dat moment niet opportuun achtte.
De omvang van de vergoeding van het
meerwerk werd door de Rechtbank analoog aan het bepaalde in art. 7:752
BW vastgesteld, omdat partijen daarover geen afspraken hadden gemaakt
(r.o. 7.24.2). Hieronder volgt voor de leesbaarheid van de uitspraak
kort de casus.
Casus
Essent (Dld) heeft in 2003 aan Arge
opdracht gegeven om een ondergrondse gasopslaginstallatie te bouwen met
bijbehorende boven- en ondergrondse infrastructuur en tevens ontwikkelen
en programmeren van hardware en software voor het processturings- en
controlesysteem.
Arge heeft de ontwikkeling van de
software aan een onderaannemer Cegelec uitbesteed. Daarbij heeft Cegelec
tijdens de uitvoering van het werk aan Arge diverse malen aangeboden om
een afspraak te maken over het ontstaan van meerwerk. Arge heeft het
aanbod steeds afgewezen.
Tussen Arge en Cegelec is een conflict
ontstaan omdat het Cegelec niet gelukt is op de in de overeenkomst
genoemde datum (te weten 1 van de 3 mijlpalen) te leveren. Partijen
hebben conform de overeenkomst vergoeding voor meerwerk ten aanzien van
het ontwikkelen van de software afgesproken. Arge heeft echter enkele
narekeningen van Cegelec met betrekking op het meerwerk onbetaald
gelaten waarbij Cegelec heeft gevorderd dat Arge alsnog de kosten voor
meerwerk vergoed. Arge vorderde op haar beurt dat de rechter Cegelec
veroordeelde tot betaling van boete en dwangsommen wegens overschrijding
van de oplevertermijnen.
Zoals gezegd heeft de rechter de
vordering tot betaling van boetes/dwangsommen door Arge afgewezen en de
vordering tot betaling van het meerwerk aan Cegelec toegewezen.
NB: Leest u a.u.b. de disclaimer, klik hier.
© Alle rechten voorbehouden aan rechtsbronnen.nl