Gerechtshoven experimenteren met procesrecht
Medio 2011 heeft een verlegging van de
competentiegrens kantongerechten plaatsgevonden, waardoor ook de
verplichte vertegenwoordiging door een advocaat bij waardezaken in
plaats van tot €5000,-- tot €25.000,-- komt te vervallen. Dat heeft het
voordeel dat een dure advocaat in de meeste gevallen niet nodig is.
Enkele jaren daarvoor waren de kantongerechten al onder de rechtbanken
geschaard. Het was vroeger zo dat men van een beslissing van het
kantongerecht in beroep kon bij de rechtbank en daarna in hoger beroep
bij het gerechtshof en uiteindelijk in cassatie bij de Hoge Raad kon.
Direct hoger beroep bij het Hof
Doordat echter de kantongerechten nu
deel uitmaken van de rechtbank - dat heet dus nu: ‘Rechtbank sector
Kanton’ - kan de burger/ondernemer van een beslissing van het
kantongerecht dus niet meer bij de rechtbank in beroep, maar moet meteen
in hoger beroep bij het gerechtshof.
Burger en kleine ondernemer, opgelet! U
slaat dus vergeleken bij vroeger een instantie over om uw recht te
kunnen halen. Vergeet u ook niet de drastische verhoging van de
griffierechten in hoger beroep per 1 januari 2012, afgezien van de
verplichte procesvertegenwoordiging door een (dure) advocaat?
Toename aantal hoger beroep procedures?
Door het reorganiseren van de
kantongerechten en het verschuiven van de competentiegrens verwachten
gerechtshoven kennelijk een aanzienlijke vermeerdering van het aantal
procedures in hoger beroep. Dat wil zeggen, hoger beroep van
beslissingen van kantongerechten, die van rechtbanken zullen nagenoeg
hetzelfde blijven.
De kans bestaat dat het in dergelijke
procedures simpelweg gaat om het herstellen van fouten die tijdens de
kantongerecht procedure gemaakt zijn. Uiteraard kan ook de wederpartij
die de procedure bij het kantongerecht verloren heeft hoger beroep
hebben aangetekend.
Of het aantal hoger beroep procedures
zal toenemen of al is toegenomen is nog niet zeker. De verlegging van de
competentiegrens is nog te recent en bovendien kunnen de verhoogde
griffierechten die per 1 januari 2012 van kracht zijn het instellen van
hoger beroep flink afremmen.
Comparitie bij de Rechtbank
Een comparitie kan volgens art. 87 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in rechtbankprocedures - ook bij de sector Kanton - op verzoek van partijen of een van hen ‘in alle gevallen en in elke stand van het geding’
plaatsvinden. Het betreft hier een zogenaamde ‘schikkingscomparitie’
die vaak gebruikt wordt door de rechter om te bekijken of partijen een
minnelijke regeling kunnen treffen. Is dat het geval dan zal de
(verdere) inhoudelijke behandeling van zaak worden gestopt. Partijen
kunnen er wel voor kiezen om de minnelijke regeling door een
rechterlijke beslissing te laten bekrachtigen. Het voordeel daarvan is
dat deze schikking een executoriale titel krijgt waarmee de andere
partij gedwongen kan worden mee te werken. Het nadeel daarvan is echter
dat deze beslissing lang op zich kan wachten.
Naast partijen kunnen kiezen voor een
schikkingscompartitie kan de rechter ook op eigen initiatief een
schikkingscomparitie bevelen.
Verder bestaat de zogenaamde ‘inlichtingencomparitie’ die alleen door de rechter bevolen kan worden, zie art. 88 Rv.
Tijdens deze inlichtingencomparitie kan de rechter vragen stellen aan
partijen en kunnen partijen elkaar vragen stellen onder bepaalde
voorwaarden.
In hoger beroep is de comparitie echter anders geregeld.
Comparitie hoger beroep: 1 kans in enkele gevallen!
De meeste gerechtshoven bieden aan
partijen vlak na het aanbrengen van hoger beroep de mogelijkheid om een
comparitie te plannen.
Art. 28 van het Landelijk Procesregelement Gerechtshoven regelt de ‘comparitie na aanbrengen’ (CnA) als volgt:
[...] Het hof kan ook direct na het aanbrengen van de zaak bij arrest
een comparitie bepalen. De comparitie zal niet worden gehouden
voordat beide partijen het griffierecht hebben betaald.
Klik voor informatie over de comparitie na aanbrengen op een van de
volgende hyperlinks:
- voor het gerechtshof Amsterdam;
- voor het gerechtshof Arnhem;
- voor het gerechtshof ’s-Gravenhage;
- voor het gerechtshof ’s-Hertogenbosch;
- voor het gerechtshof Leeuwarden; [...]
Daarmee wordt meteen het verschil met een ‘gewone’ comparitie duidelijk. Deze wordt pas gehouden nadat
partijen schriftelijk of mondeling hun eisen en verweren hebben
gevoerd. Dus nadat de zaak inhoudelijk behandeld is, dat wil zeggen in
procesrechtelijke termen: voor het nemen van de Memorie van Grieven. Ook
schrijven de gerechtshoven voor dat slechts in bepaalde gevallen en/of
bepaalde zaken op een specifiek rechtsgebied vatbaar kunnen zijn voor de
zogenaamde ‘CnA’. Dit terwijl bij de Rechtbank ‘in alle gevallen’ een
comparitie mogelijk is. In hoger beroep is ook de rechter de enige
procespartij, naast de oorspronkelijke eiser en verweerder, die de
comparitie kan bevelen.
Emoties van partijen?
Wat overigens opvalt is dat het gerechtshof te Amsterdam in de informatie over CnA
op haar website een soort uitleg geeft voor het moment, althans de
fase, waarop de ‘CnA’ in hoger beroep plaatsvind. Een comparitie die dus
vóórdat partijen hun eisen en verweren in hoger beroep voorleggen, dus
tot het moment van inhoudelijke behandeling van de zaak, bepaald wordt.
Kennelijk meent het Hof Amsterdam dat deze fase bij uitstek geschikt is
om de mogelijkheden voor een schikking af te tasten. Het Hof legt uit
dat partijen in die fase van de procedure emotioneel niet in staat
zullen zijn de gevolgen van het hoger beroep te overzien. Bovendien, zo
redeneert het Hof Amsterdam, dat ook de financiering van het instellen
van hoger beroep op dat moment door partijen nog niet in kaart is
gebracht.
Dat partijen emotioneel zullen zijn
lijkt toch niet meer dan normaal. Echter financiering van hoger beroep
zal toch wel in kaart zijn gebracht door partijen? Voor het instellen
van hoger beroep hebben partijen 3 maanden de tijd, waarbij zij ook
griffierechten zullen moeten betalen - u weet wel, die griffierechten
die per 1 januari 2012 zo drastisch verhoogd zijn. Het is
waarschijnlijker dat partijen die hun advocaat opdracht hebben gegeven
hoger beroep in te stellen, tevens verzocht hebben om in die 3 maanden
de kansen voor het slagen van hoger beroep, inclusief de financiering
daarvoor te bekijken. Misschien kan een advocaat zelfs volgens de regels
van het gedragsrecht verplicht geacht worden zijn cliënt over de kansen
van het beroep en de kosten daarvan in te lichten, dit terzijde.
Geconfronteerd met de hoge kosten daarvan en de rekening van de
drastisch verhoogde griffierechten, zal de kans klein zijn dat de
emoties het van de mogelijk te verwachten pijn in de portefeuille zullen
winnen.
Maar ook een partij die in een
kantongerecht procedure zonder advocaat procedeert zal toch niet enkel
een emotionele afweging hebben gemaakt? Eerder zal hij zijn kansen ook
op rationele gronden hebben ingeschat. Ongeacht of het om een gewone
burger, kleine ondernemer of grote ondernemer gaat, ze zullen allemaal
een afweging maken waarbij de emotionele factor uiteindelijk een
verwaarloosbare rol zal spelen.
Snelle afhandeling procedure
Rechters hebben een voorliefde voor het
snel afhandelen van procedures. Als dat door middel van mediation,
arbitrage of comparitie (minnelijke regeling) kan dan zullen zij daar
altijd de voorkeur voor hebben en partijen er (herhaaldelijk) op
aandringen van dergelijke mogelijkheden gebruik te maken. Dat ligt
waarschijnlijk niet aan de persoonlijkheid van de rechters zelf, hoewel
daarin wel weer een onderscheid gemaakt kan worden tussen jongere en
oudere rechters.
In de loop der jaren is de rechtspraak
veranderd, ook wat betreft het honoreren van (nieuwe) rechters.
Tegenwoordig worden rechters beloond voor het aantal procedures dat door
hen wordt afgewikkeld, met name op snelheid daarvan. Wordt een zaak
tijdens een comparitie geschikt of opgelost door mediation dan is de
procedure dus veel sneller afgehandeld dan wanneer inhoudelijke
behandeling wordt voortgezet, wat soms jaren kan duren.
Het zullen dus meestal de jongere rechters zijn die met de spreekwoordelijke ‘wortel voor de neus’ zullen aandringen op het zo snel mogelijk afhandelen van de
procedure. Oudere rechters die nog onder het oude honoreringssysteem
vallen, lijken daardoor minder sterk beïnvloed te worden, althans bij
een rechtbankprocedure. Thans is in hoger beroep de keuzevrijheid van de
rechter beperkt door de ‘CnA’. Dat is vooral opmerkelijk omdat de
gerechtshoven toch weinig jonge rechters kennen. De keuze voor dit
experiment, de ‘CnA’ zal wellicht eerder te maken hebben met een te
verwachten toename van het aantal hoger beroep procedures.
Conclusie
Vaak kan het bekijken van alternatieven
om een geschil te beëindigen voor alle partijen beter zijn. Het staat
als een paal boven water dat helemaal niet hoeven te procederen nog
beter is. Maar het is nu eenmaal zo dat er mensen zijn die de regels
(blijven) schenden waardoor schade kan ontstaan. Het rechtssysteem is
speciaal ontworpen om het schenden van regels af te straffen en om de
schade te kunnen verhalen. Regels moeten worden nageleefd.
Het rechtssysteem en de regels moeten
wel eerlijk en rechtvaardig zijn, bijvoorbeeld om een zwakkere partij te
kunnen beschermen tegen een sterkere partij.
Het is maar de vraag of een zwakkere
partij, bijvoorbeeld een burger of kleine ondernemer, gebaat is bij een
‘snelle afhandeling’ van een procedure door een ‘CnA’. Zeker in het
geval een partij, bijvoorbeeld de wederpartij, sterker is. Door het
herhaald wijzen van de rechter op een ‘CnA’ kunnen partijen de indruk
krijgen dat de rechter andere belangen heeft dan voorheen. De
machtsongelijkheid tussen partijen wordt zo wel erg groot.
Hopelijk blijft het bij dit experiment
en wordt ook in hoger beroep een comparitie ‘in alle gevallen en in alle
standen van het geding’ mogelijk, want dàt is toch juist voordeliger?
NB: Leest u a.u.b. de disclaimer, klik hier.
© Alle rechten voorbehouden aan rechtsbronnen.nl