Verzet tegen tenuitvoerlegging belgische uitspraak in nederland inzake inbreuk auteursrecht

 

 

In onderstaande casus komt een geval aan de orde waarbij een partij aan de Nederlandse rechter verzocht heeft om de tenuitvoerlegging van een Belgische uitspraak te voorkomen. In de zaak ging het kort gezegd om een auteursrecht dat geschonden zou zijn en waarbij de Nederlandse rechter verzocht is om o.a. het op de markt brengen van de Nederlandse vertaling van een Engels boek in (voornamelijk) Nederland en België te verbieden.

De procedures in kort geding om voorlopige voorzieningen te treffen - o.a. het verbod verveelvoudiging en beslag van de boeken - werden in Nederland gevoerd, terwijl de zaak inhoudelijk door de Belgische rechter is behandeld.

De Nederlandse rechters stelden in kort geding vast dat er sprake was van inbreuk en gaven de voorlopige voorzieningen af. De Belgische rechter echter, meende dat er geen sprake kon zijn van inbreuk en wees de vorderingen af. De tegenpartij heeft daarna vergeefs geprobeerd tenuitvoerlegging van de Belgische uitspraak in Nederland te blokkeren.


Verloop geschil auteursrecht

Hieronder volgt een korte uiteenzetting van de casus. Het betrof zoals gezegd een auteursrechtelijke geschil tussen Ojibwa en Natural Products.

Natural Products meende de rechten op het in het Nederlands vertaalde boek ‘Fats that heal, fats that kill’ te hebben. De Canadese uitgever had toestemming gegeven - middels licentie in een overeenkomst - om de Nederlandse vertaling wereldwijd te exploiteren. Dat ging zoals gezegd in de vorm van een overeenkomst die werd afgesloten met een andere uitgever (UIP). Het oorspronkelijke auteursrecht van het originele boek werd overigens niet overgedragen.

UIP was op een gegeven moment genoodzaakt te stoppen met haar onderneming. Daarna heeft Natural Products rechten uit de overeenkomst tussen de twee uitgevers overgedragen gekregen. De Canadese uitgever had zijn toestemming voor overdracht van deze rechten aan Natural Products echter niet uitdrukkelijk gegeven.

Enig moment later heeft Ojibwa van de Canadese uitgever de rechten gekocht van de Nederlandse vertaling van het boek waarbij zij tevens toestemming heeft verkregen om de vertaling te exploiteren.


Natural Products heeft daarna bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Middelburg het volgende gevorderd:

  1. -beslag van de door Ojibwa te koop aangeboden vertaling;

  2. -een verbod van verveelvoudiging;

  3. -een schriftelijke verklaring van het aantal inbreukmakende werken;

  4. -een schriftelijke rectificatie in verband met het aantal inbreukmakende werken aan betreffende partijen;

  5. -en betaling van een voorschot op schadevergoeding wegens gederfde royalty’s en gederfde winst.


Ojibwa heeft daartegen ingebracht dat Natural Products slechts een licentie had verkregen in plaats van een auteursrecht. Indien al sprake was van overdracht van een auteursrecht dan zou dat niet op de juiste wijze zijn overgedragen. De Rechtbank te Middelburg heeft daarop de vorderingen van Natural Products afgewezen. Die liet het daarbij echter niet zitten en ging in hoger beroep bij het Hof Den Haag. Vervolgens heeft het Hof Den Haag in een tussenarrest het inbreukverbod toegewezen en gesteld dat de eis in hoofdzaak binnen 3 maanden moest worden ingesteld (art. 1019i Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). Dat wil zeggen dat de bodemprocedure binnen 3 maanden gestart moest worden zodat de zaak inhoudelijk behandeld kon worden en vastgesteld kon worden dat inderdaad sprake was van schending van het auteursrecht. Verder heeft het Hof het betalen van een voorschot op schadevergoeding afgewezen en de beslissing op andere nevenvorderingen, waaronder het beslag(verlof) en het bevel tot het zenden van een rectificatie aan afnemers uitgesteld.

Van belang is verder dat het Hof Den Haag bevestigd heeft dat de vertaalster van het boek een zelfstandig auteursrecht had verkregen (art. 10 lid 2 Auteurswet (Aw)) en dat zij dat eerst aan UIP had overgedragen waarna UIP dat recht later aan Natural Products had overgedragen, althans in ieder geval nadat de (andere) rechten volgens de overeenkomst (tussen de Canadese uitgever en UIP) aan de Canadese uitgever terug waren gevallen.


Eis in hoofdzaak ingesteld in België

Ondertussen werd vlak nadat het (tussen)arrest van het Hof Den Haag aan Ojibwa betekend was op last van de Belgische rechter overgegaan tot beslag bij Ojibwa, dit op grond van ‘namaak’ hetgeen de Belgische term is voor onze Nederlandse term ‘inbreuk op auteursrecht’.  Ook had Natural Products inmiddels de zaak voor inhoudelijke behandeling bij de Belgische rechter aangemeld (eis in hoofdzaak ingesteld). Verder werd de uitspraak van het Nederlandse Hof door de Belgische rechter uitvoerbaar verklaard in België.

De Belgische rechtbank wees echter de vorderingen van Natural Products af voornamelijk omdat zij de rechtsoverdracht van het auteursrecht op de vertaling onvoldoende vond aangetoond of bewezen. Ojibwa had enkele tegenvorderingen ingesteld namelijk:


  1. -het opleggen van een verbod om nog negatieve publiciteit te voeren;

  2. -en opheffing van het beslag en schadevergoeding voor onrechtmatig gelegd beslag.


De tegenvorderingen van Ojibwa strekkende tot en het beslag op te heffen wees de Rechtbank toe. De schadevergoeding voor onrechtmatig gelegd beslag wees zij af.

Tijdens de Belgische procedure werd het hoger beroep bij het Hof Den Haag voortgezet. Partijen moesten bij het Hof hun aktes ter rolle nemen, dat had echter enige jaren in beslag genomen met als gevolg dat het Hof haar eindarrest tijdens de Belgische bodemprocedure had gewezen. Het Hof handhaafde het inbreukverbod en wees de nevenvorderingen deels toe, maar verklaarde zich onder andere niet-ontvankelijk wat betreft het gevraagde beslag.

Natural Products ging ondertussen in de Belgische procedure in hoger beroep tegen de uitspraak van de Belgische rechtbank. Daar heeft het Belgische Hof de vorderingen van Natural Products echter ook afgewezen. De Belgische rechter zag de de procespartij Natural Products op grond van een beoordeling van de stukken niet als verkrijger van het auteursrecht van de vertaalster, maar dhr. Witsenburg persoonlijk, en heeft de vordering van (Witsenburg) Natural Products (B.V.) bij gebrek aan

de juiste hoedanigheid daarom ‘ontoelaatbaar’ geacht. Verder

bepaalde het Hof in plaats van een verbod van negatieve publiciteit dat Natural Products niet langer de reputatie van Ojibwa mocht ‘slechtmaken’ op straffe van een dwangsom. Daarnaast veroordeelde het Hof

Natural Products in de proceskosten en tot betaling van schadevergoeding wegens onrechtmatig gelegd beslag.

Tegen het arrest heeft geen van partijen beroep in cassatie ingesteld, waardoor in de Belgische bodemprocedure een eind was gekomen aan de rechtsstrijd tussen partijen. Ook waren daarmee tegelijkertijd de voorlopige voorzieningen zoals door de Nederlandse (en Belgische) rechter uitgesproken beëindigd.


Verzet tenuitvoerlegging Belgische uitspraak

Ojibwa heeft daarop aan de Nederlandse rechter verzocht om de uitspraken van de Belgische rechter ten uitvoer te leggen in Nederland, aangezien Natural Products aldaar gevestigd was. De Nederlandse rechter heeft het verlof tot tenuitvoerlegging toegestaan waarna Ojibwa via de deurwaarder de beslissingen aan Natural Products heeft laten betekenen. Ook heeft de deurwaarder (derden)beslag gelegd op een rekening bij de bank van Natural Products, teneinde betaling van schadevergoeding en proceskosten veilig te stellen.

Natural Products heeft zich willen verzetten tegen de tenuitvoerlegging van de Belgische uitspraak door bij de Nederlandse rechter een zogenaamd verzoekschrift ‘tot intrekking van het verlof tot tenuitvoerlegging, ex art. 43 juncto 45 en 34 EEX-Vo’ in te dienen. Deze EEX-Vo is de Europese Verordening die onder andere tenuitvoerlegging of geschillen daarover binnen Europese Lidstaten regelt.


Geen onverenigbaarheid uitspraken

Natural Products heeft in haar verzoekschrift gesteld dat de uitspraken van het Belgische Hof en die van het Hof Den Haag innerlijk tegenstrijdig zijn, althans betreffende de beslissingen ter zake van de auteursrechtinbreuk en de schadevergoeding wegens onrechtmatig gelegd beslag. Ojibwa heeft daartegen ingebracht dat het systeem van de Nederlandse wet voorschrijft dat een kort geding in een

procedure betreffende intellectuele eigendom een voorlopig karakter heeft. Als in voorgenoemde situatie een verzoek om voorlopige maatregelen wordt toegewezen, bijvoorbeeld beslag en/of dwangsom, dan moet binnen een bepaalde termijn de eis in hoofdzaak ingesteld worden. Dit is terug te vinden in het oude recht art. 260 Rv en naar het huidige recht in art. 1019i Rv juncto art. 50 lid 6 TRIPS-Verdrag.

Natural Products heeft voor haar argument dat de beslissingen (althans de rechtsgevolgen daarvan) onverenigbaar zouden zijn jurisprudentie aangevoerd, namelijk: HvJ EG 6 juni 2002, zaak C-80/00, Jur. 2002,

blz. I-4995 (Italian Leather SpA/WECO Polstermöbel GmbH & Co.), NJ 2006, 321 m.nt P. Vlas. Ojibwa heeft gesteld dat de aangehaalde jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie op een ander soort procedure (en uitleg) ziet, namelijk over twee in verschillende landen gewezen kort geding procedures (waarbij het overigens wel ging om uitleg

van (het oude) art. 27 EEX-Vo, thans art. 34 EEX-Vo). Daarom is de situatie in die uitspraak niet vergelijkbaar met die van Natural Products tegen Ojibwa, ook al niet omdat de uitspraak van de Belgische bodemrechter onherroepelijk geworden was (doordat partijen niet in cassatie waren gegaan).


Geen nieuwe inhoudelijke behandeling geschil auteursrecht

Natural Products heeft in de Nederlandse exequaturprocedure getracht de Nederlandse rechter de zaak opnieuw inhoudelijk te laten behandelen. Ojibwa heeft aangevoerd dat dezelfde Europese Verordening waarmee Natural Products de tenuitvoerlegging wilde voorkomen, ook bepaald dat inhoudelijke toetsing van de beslissingen niet aan de orde mag komen, art. 36 en 45 lid 2 EEX-Vo. Deze regel is speciaal in het leven geroepen om eenvoudige erkenning en tenuitvoerlegging van de beslissingen uit andere

Europese lidstaten te bevorderen. De Europese Unie gaat steeds verder in de uitwerking van een ‘vrij verkeer van vonnissen’. Van dat principe mag slechts in zeer uitzonderlijke gevallen, en wel in die zoals beschreven in de weigeringsgronden van art. 34 en 35 EEX-Vo, worden afgeweken. Het komt in het algemeen niet vaak voor dat er sprake zal zijn van onverenigbaarheid.

In overweging 4.6. geeft de Nederlandse rechter dan ook in haar uitspraak van dit tenuitvoerlegginggeschil aan, dat voor de beoordeling van de onverenigbaarheid van de Belgische en Nederlandse uitspraken moet worden nagegaan of die beslissingen rechtsgevolgen hebben die elkaar uitsluiten. Verder concludeerde zij dat daaruit volgt dat die situatie zich hier niet voordeed, zodat de Belgische uitspraken in de bodemprocedure niet gezien kunnen worden als onverenigbaar met de in Nederland gegeven uitspraken in kort geding.

Kortom, een kort geding uitspraak in het ene land zal zeer zelden onverenigbaar zijn met de bodemuitspraak in het andere land. De tenuitvoerlegging van de bodemuitspraak in het andere land kan daardoor gewoon doorgang vinden.


Bron: rechtspraak.nl (BT2370) en IEPT.nl (IEPT20110825)



NB: Leest u a.u.b. de disclaimer, klik hier.


© Alle rechten voorbehouden aan rechtsbronnen.nl